klimboon
  • klim·boon
enkelvoud meervoud
naamwoord klimboon klimbonen
verkleinwoord

de klimboonv / m

  1. Phaseolus vulgaris   plant van de sperzieboon
    • Nog zo’n beroemde gewascombinatie komt uit de indianenwereld en heet De Drie Gezusters. Zus maïs, zus pompoen en zus klimboon verdragen elkaar zo goed dat ze smeken om bij elkaar te mogen staan. [2] 
    • En, wat verder gaat, de opperste Wysheid heeft deeze byna ronde Uitspruitsels of Worteltjes met Hair gedekt, waaruit een lymagtig vogt zypelt, door 't welk zy verder styf aan de steenen gelymd wordt. Welk eene Zorg! - De Anjelier, 't is waar, heeft ze niet; maar de nuttigste Planten hebben ze allen, of is niet de Klimboon nuttiger dan de Anjelier? [3]