herenboon
- he·ren·boon
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | herenboon | herenbonen |
verkleinwoord | herenboontje | herenboontjes |
- (groente) peulvrucht van een bepaalde variëteit van de bonenplant, Phaseolus vulgaris , die met de peul als groente wordt gegeten (wikidata: herenboon )
1.
- Het woord 'herenboon' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.