klankpot
- klank·pot
- samenstelling van klank zn en pot zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klankpot | klankpotten |
verkleinwoord | - | - |
de klankpot m
- (bouwkunde) (geschiedenis) vazen van aardewerk die op hun kant werden verwerkt in de muren van middeleeuwse kerken om de weergave van de menselijke stem te verbeteren
- De klankpot is geen middeleeuwse uitvinding. Al in de klassieke oudheid komen ze voor, zo blijkt uit traktaten van Aristoteles en Vitruvius. [1]
-
een losse klankpot
-
rest van een ingemetselde klankpot
-
drie klankpotten in een kerkmuur
-
een klankpot weggewerkt achter een ornament
1.
- Het woord 'klankpot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Deijk, A. van"Wildemannen & klankpotten" in: Trouw jrg. 44 nr. 12810 (10 juli 1986); p. 2 kol. 1; geraadpleegd 2018-02-20