middeleeuws kladwerk
  • klad·werk
enkelvoud meervoud
naamwoord kladwerk kladwerken
verkleinwoord kladwerkje kladwerkjes

het kladwerko

  1. werk dat (nog) niet goed en netje is gemaakt
    • Het wekt dan ook geen verbazing dat de weduwe Cathrien Achterberg destijds aan Fokkema geen materiaal wilde afstaan voor zijn varianteneditie, omdat haar dat niet in overeenstemming leek met de wil van wijlen haar man. Een dichter die schrijft `wat niet goed is, is niet geschreven', die zijn vrienden op het hart drukt dat zij zijn jeugdverzen wel zelf mogen inzien maar ze nooit aan anderen mogen tonen, die zoveel gelegen is aan elk woord, elke komma, elke letter, die ziet niet graag kladwerk afgedrukt.[2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC arjoleine de Vos 23 juni 2000