kindsdeel
- kinds·deel
- samenstelling van kind en deel met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kindsdeel | kindsdelen |
verkleinwoord |
het kindsdeel o
- gedeelte van een nalatenschap dat door de kinderen wordt geërfd wanneer er geen testament is opgemaakt
- Ons huidig Burgerlijk Wetboek is niet erg royaal tegenover de echtgenoot van een overledene. Deze krijgt slechts een kindsdeel, en dat kan te weinig zijn om behoorlijk van te leven en om het genot van huis en inboedel te behouden. Weliswaar geeft de praktijk weinig moeilijkheden te zien - vaak is er een testament en kennelijk blijft het gedrag van de kinderen binnen de perken - maar begrijpelijkerwijs wordt in het nieuw voorgestelde erfrecht geprobeerd de positie van de langstlevende echtgenoot te verbeteren. [2]
1. gedeelte van een nalatenschap dat door de kinderen wordt geërfd wanneer er geen testament is opgemaakt
- Het woord kindsdeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kindsdeel" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC J. de Boer 27 november 1997
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be