• kiem·wit
enkelvoud meervoud
naamwoord kiemwit
verkleinwoord

het kiemwito

  1. (voeding) het weefsel in de zaden van zaadplanten, dat vaak een rol speelt bij de opslag van reservestoffen ten behoeve van de kieming, de groei van het embryo en van de jonge plant
     De tarwe komt binnen op een breker, de fracties gaan naar boven in een zifter en elk van de fracties wordt meerdere keren opnieuw gezift en gemalen om zoveel mogelijk bloem te kunnen afscheiden. In biologische termen: het endosperm of kiemwit waar de bloem in zit en de verder te vermalen (zemel)deeltjes worden steeds verder gescheiden.[2]
49 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    wdh
    “Hoe finetune je een tarwemaalderij?” (16/01/2016), De Standaard
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be