• kib·be·la·rij
enkelvoud meervoud
naamwoord kibbelarij kibbelarijen
verkleinwoord kibbelarijtje kibbelarijtjes

de kibbelarijv

  1. het kibbelen
  2. de keer dat men kibbelt
    • De neiging van politici hun maatschappelijke visie te reduceren tot soundbites is een symptoom van het verdwijnen van de politiek, aldus Schinkel. De afgelopen decennia is zij langzamerhand veranderd in beheer. Links en rechts lijken nauwelijks nog van mening te verschillen over hoe de samenleving er in grote trekken uit moet zien. Binnen één algemeen geworden samenlevingsidee, dat zich willens en wetens onderwerpt aan ‘de tucht van de markt’, houden alleen kleine kibbelarijen nog de schijn op dat er in de politiek iets wezenlijks op het spel staat. [2]