• ket·te·rij
  • afgeleid van ketter met het achtervoegsel -ij.
enkelvoud meervoud
naamwoord ketterij ketterijen
verkleinwoord ketterijtje ketterijtjes

de ketterijv

  1. het ingaan in woord of gedachte tegen de doctrines van de kerk
    • Het uitbannen van tot ketterij bestempelde opvattingen kreeg vorm in de vervolging van de aanhangers van dergelijke opvattingen door lokale kerken en de wereldlijke macht. 
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be