kerstboodschap
- kerst·bood·schap
- samenstelling van kerst en boodschap
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstboodschap | kerstboodschappen |
verkleinwoord |
de kerstboodschap v
- (kerst) toespraak van een persoon die door velen als belangrijk wordt aanschouwd, zoals een koning of paus, met daarin kerstwensen en oproepen voor het nieuwe jaar
- De paus spreekt jaarlijks het urbi et orbi uit tijdens zijn kerstboodschap.
- (kerst)
- Een aantal mensen moesten op kerstavond nog de kerstboodschappen in huis halen.
1.
- Het woord kerstboodschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.