kenschets
- ken·schets
- samenstelling van ken ww en schets [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kenschets | kenschetsen |
verkleinwoord |
- een globale, beeldende beschrijving van iets
- Volgens mij hoort het allemaal tot de grote verandering van onze beschaving. Zoveel mogelijk de aandacht op jezelf vestigen door zo hard, zo opzienbarend, zo leuk mogelijk met de deur in huis te vallen. Neem die uitdrukking letterlijk en je hebt een kenschets van onze omgangsvormen. [2]
vervoeging van |
---|
kenschetsen |
kenschets
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kenschetsen
- Ik kenschets.
- gebiedende wijs van kenschetsen
- Kenschets!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kenschetsen
- Kenschets je?
- Het woord kenschets staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kenschets" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
58 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC S. Montag 16 maart 2013
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be