kazerne
- ka·zer·ne
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gebouw voor huisvesting van soldaten’ voor het eerst aangetroffen in 1710 [1]
- Uit het Franse caserne, van Oudoccitaans cazerna, van Volkslatijn *quaderna, van het onzijdig meervoud van Latijn quaterni. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kazerne | kazernes kazernen |
verkleinwoord |
de kazerne v
- gebouw waar soldaten gelegerd zijn
- gebouw waar georganiseerde groepen verblijven met hun uitrusting (bijvoorbeeld het leger of de brandweer)
- brandweerkazerne, cavaleriekazerne, huurkazerne, julianakazerne, legerkazerne, marinekazerne, marinierskazerne, politiekazerne, rijkswachtkazerne, woonkazerne
- kazerneachtig, kazernecommandant, kazerneleven, kazernement, kazernetaal, kazerneterrein, kazernewijk
1. gebouw waar soldaten gelegerd zijn
- Het woord kazerne staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kazerne" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kazerne" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kazerne op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be