kattin
- kat·tin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kattin | kattinnen |
verkleinwoord | kattinnetje | kattinnetjes |
de kattin v
- (dierkunde) vrouwelijke kat Felis sylvestris catus
- Katten kweken er lustig op los en hebben talrijke welgevulde nesten. Plutarchus vertelt (zonder kritisch commentaar) dat de kattin volgens de Egyptenaren evenveel jongen ter wereld bracht als er dagen in de maan-maand zijn, dus 28, echter met dien verstande dat ze er bij de eerste worp één baart, bij de tweede worp twee, bij de derde drie enzovoort tot ze stopt bij 28. [2]
- (pejoratief) (figuurlijk) vrouw die zich onvriendelijk gedraagt bijvoorbeeld door nare opmerkingen te maken
- Hoe meer ik dat meisken bij ons zie, hoe kwader ik word op de kattin van onzen Fons. [3]
- [1] poes, wijfjeskat
- [1] kater
- [1] kitten
- Het woord kattin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kattin" herkend door:
9 % | van de Nederlanders; |
80 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Verhuyck, P."Neven en nichten van Tibeert" in: Tiecelijn. jrg. 17 nr. 2 (juni 2004) Vzw Tiecelijn-Reynaert / Marcel Ryssen, Sint-Niklaas; p. 59; geraadpleegd 2018-07-21
- ↑ Timmermans, F.Boerenpsalm. (1935) Van Kampen, Amsterdam; p. 77; geraadpleegd 2018-07-21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
kattin, m
- bepaalde vorm accusatief enkelvoud van kattur