• kat·ten·ras
enkelvoud meervoud
naamwoord kattenras kattenrassen
verkleinwoord - -

het kattenraso

  1. categorie van huiskatten met omschreven erfelijke eigenschappen, vaak gekweekt om die kenmerkende eigenschappen in stand te houden of te benadrukken
     De Ragdoll? Nooit van gehoord. Het bleek om een jong kattenras te gaan, in de jaren zestig in Amerika voor het eerst gefokt en sindsdien aan een gestage opmars bezig.[1]
  1.   Weblink bron
    Frits Abrahams
    “Toverballen” (24 januari 2000) op nrc.nl