• kar·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord karting
verkleinwoord

het kartingo

  1. (sport) een autosportvariant waarbij men het tegen elkaar opneemt in kleine, vierwielige, speciaal voor dit doel gemaakte eenzitsvoertuigen zonder carrosserie, de zogenaamde karts
    • Hij schreef een plan om de autosport naar het niveau van topsport te brengen met karting als opleidingsinstituut. Het geld daarvoor kwam uit onverwachte hoek. Renstal McLaren kreeg in 2007 een boete van tientallen miljoen dollars opgelegd wegens spionage bij Ferrari. De internationale automobielfederatie FIA stak een deel van het geld in talentontwikkeling, accommodaties, opleiding van officials. En zo ging er ook anderhalve ton van de spionageboete naar de Nederlandse autosportfederatie, dat inmiddels ook subsidie van NOC*NSF krijgt (125.000 euro).[2] 
    • Max Verstappen is niet de enige Nederlander die is genomineerd voor actie van het jaar. Jorrit Pex, een goede vriend van Verstappen, werd dit jaar wereldkampioen karting in de 125cc karts. Hij pakte in september de titel in Le Mans door in de eindfase Paolo de Conto te passeren [3]  
77 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Harry MeijerSteven Verseput 21 mei 2016
  3. Volkskrant Lennart Bloemhof 4 december 2015
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be