Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kar·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

karten

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
karten
kartte
gekart
zwak -t volledig
  1. (sport) racen met karts
    • Kyra van Gerven helpt een moeder de kart van haar kind te starten. Sinds het debuut van Max Verstappen in de Formule 1 trekt karten weer aan in Nederland.[1] 
    • Met name jonge coureurs, vers uit de kartsport, kan Kerkhof veel leren. Als voorbeeld noemt hij het aanleren van een juiste remtechniek. 'In het karten is de techniek compleet anders', zegt hij. 'In een Formule 3-auto moet je trapsgewijs afremmen om de grip optimaal te gebruiken. Het draait om gewichtsverplaatsing. Een supertalentje als Jarno pakt dat na drie ronden in de sim op.'[2]  
Synoniemen
Anagrammen


Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC 21 mei 2016
  2. Volkskrant Lennart Bloemhof 7 januari 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be