kapotslaan
- Geluid: kapotslaan (hulp, bestand)
- IPA: /kaˈpɔtslan/
- ka·pot·slaan
- samenstelling van kapot bw en slaan ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kapotslaan |
sloeg kapot |
kapotgeslagen |
klasse 6 | volledig |
kapotslaan
- overgankelijk iets beschadigen door het met geweld te raken
- Hij zag de kwajongens het bushokje kapotslaan.
- overgankelijk (spreektaal) (figuurlijk) iemand door lijfelijk geweld met ernstig letsel buiten gevecht stellen
- Als je me aanraakt komt mijn vader je helemaal kapotslaan.
- ergatief gebroken raken
- Het bootje is door de zware branding kapotgeslagen.
- [1],[3] stukslaan
- [2] in elkaar slaan, verrot slaan
- Het woord kapotslaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kapotslaan" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be