Indonesisch

Woordafbreking
  • kan·tor
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

kantor

  1. kantoor
Afgeleide begrippen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·tor
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 39652
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kantor     kantoren     kantorer     kantorene  
genitief   kantors     kantorens     kantorers     kantorenes  

Zelfstandig naamwoord

kantor, m

  1. (beroep), (muziek), (religie) cantor
Afgeleide begrippen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·tor
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   kantor     kantoren     kantorar     kantorane  

Zelfstandig naamwoord

kantor, m

  1. (beroep), (muziek), (religie) cantor
Afgeleide begrippen


Zweeds

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

kantor, o

  1. (beroep), (muziek), (religie) cantor