• kan·toor·spul
enkelvoud meervoud
naamwoord kantoorspul kantoorspullen
verkleinwoord kantoorspulletje kantoorspulletjes

het kantoorspulo

  1. zaken die men nodig heeft voor kantoorwerk
     Dora gooit haar rugzak met kantoorspullen over haar schouder en bindt het mandje op Gustavs voordrager.[1]