kanter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kan·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van kanten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kanter | kanters |
verkleinwoord | kantertje | kantertjes |
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
kanter
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van kant
Anagrammen
Gangbaarheid
- Het woord kanter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.