• ka·tern
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘deel van boek’ voor het eerst aangetroffen in 1717 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord katern katernen
verkleinwoord katerntje katerntjes

de/het katern v / m / o

  1. samengevouwen pagina's perkament of papier van een boek, brochure of krant die één geheel vormen zowel fysiek als qua inhoud
    • Het economiekatern wordt vaak door andere lezers gelezen als het sportkatern 
92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]