kanten
- kan·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kanten |
kantte |
gekant |
zwak -t | volledig |
- zich verzetten tegen
- overgankelijk vlak, recht maken
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen |
kanten [6]
- van kant vervaardigd
de kanten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kant
- ▸ Waakzaam schoten mijn ogen alle kanten op, speurend naar verborgen slangen in het struikgewas.[7]
- Het woord kanten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kanten" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kanten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ kanten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- kan·ten
Naar frequentie | 4846 |
---|
kanten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kant
kanten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kant
- kan·ten
kanten, m
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van kant