kankerpit
- kan·ker·pit
- samenstelling van kanker ww en pit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kankerpit | kankerpitten |
verkleinwoord |
de kankerpit m
- iemand die altijd ontevreden is
- Ferron is geen schrijver met een breed register. Steeds wordt uit hetzelfde tragikomische vaatje getapt, nu eens tegen een Duits of Oostenrijks decor, dan weer is de eigen woonplaats Haarlem de plaats van handeling. Onveranderlijk krijgt de lezer een royale emmer kolderieke rampspoed over zich uitgestort. Groteske miezerigheid, passend bij rancuneuze kankerpitten met een klein hartje, is zijn specialiteit, en in de evocatie daarvan heeft hij een onmiskenbaar meesterschap bereikt ook al wordt er vaak zonder veel gene geleend bij grotere collega's als Louis-Ferdinand Celine of Thomas Bernhard. [1]
- Het woord kankerpit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ NRC Arnold Heumakers 11 december 1998