kamille
- (IPA in voorbereiding)
- ka·mil·le
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kamille | kamillen kamilles |
verkleinwoord | kamilletje | kamilletjes |
- (bloemplanten) een geslacht Matricaria uit de composietenfamilie (Asteraceae ). De bloembodem heeft geen stroschubben en is hol
- Hij is een verzamelaar van kamillen.
- een geneesmiddel dat gemaakt wordt van de gedroogde bloemhoofdjes van de kamille
- Zij wist niet dat kamille ook een geneesmiddel is.
- gele kamille, klierkamille, reukeloze kamille, Roomse kamille, schubkamille, stinkende kamille, valse kamille
- kamille-dampbad, kamille-extract, kamillebladroller, kamillebloem, kamilleolie, kamillepot, kamillethee, kamillevlinder, kamillewater
1. elk van de planten van het geslacht Matricaria
- Het woord kamille staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kamille" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "kamille" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ kamille op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be