Echte kamille
  • (IPA in voorbereiding)
  • ka·mil·le
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1351 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kamille kamillen
kamilles
verkleinwoord kamilletje kamilletjes

de kamillev / m

  1. (bloemplanten) een geslacht Matricaria   uit de composietenfamilie (Asteraceae  ). De bloembodem heeft geen stroschubben en is hol
    • Hij is een verzamelaar van kamillen. 
  2. een geneesmiddel dat gemaakt wordt van de gedroogde bloemhoofdjes van de kamille
    • Zij wist niet dat kamille ook een geneesmiddel is. 
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]