• ka·mig
  • afleiding van kaam met het achtervoegsel -ig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kamig kamiger kamigst
verbogen kamige kamigere kamigste
partitief kamigs kamigers -

kamig [1]

  1. van bier en wijn: bedekt met een vlokkig vlies
12 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[2]