kakement
- ka·ke·ment
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kakement | kakementen |
verkleinwoord | - | - |
het kakement o
- kaak of de kaken, de kaakbeenderen, het kaakgestel
- bovenkaak, kaakbeen, kaakchirurg, kaakchirurgie, kaakklem, kaakontsteking, kaakverzwering, linkerkaak, onderkaak
- Het woord kakement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kakement" herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ kakement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be