kaboutermuts
- Geluid: kaboutermuts (hulp, bestand)
- IPA: / kaˈbɑutərˌmʏts / (4 lettergrepen)
- ka·bou·ter·muts
- samenstelling van kabouter zn en muts zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaboutermuts | kaboutermutsen |
verkleinwoord | kaboutermutsje | kaboutermutsjes |
- (hoofddeksel) spits toelopend hoofddeksel van textiel, zoals dat door kleine mensachtige sprookjesfiguren wordt gedragen
- Hebben de jongens van Busch ook nog naar alle kanten uitstekende haren, Puckchen en Muckchen dragen een bolle muts en een ‘echte’ puntige kaboutermuts. [1]
- Om met een geest in contact te komen en aldus een ‘alfcappe’ of kaboutermuts te bemachtigen, gaat men op de kerstnacht naar een kerk, maar, zoals in de nota op het einde van de tekst wordt gezegd, kan men hetzelfde ‘experiment’ ook nog op drie andere hoogdagen in het jaar uitvoeren. [2]
-
Kinderlijke tekening met een rode kaboutermuts.
-
Deze kabouter is afgebeeld met een blauwe kaboutermuts.
-
Drie kinderen treden op met een rode kaboutermuts.
- Het woord 'kaboutermuts' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Ghonem, K. & P. Mooren"De lotgevallen van Puk en Muk. Van kwajongens tot kabouters" in: Literatuur zonder leeftijd. jrg. 14 nr. 52 (zomer 2000) Stichting ter Bevordering van de Studie van de Kinder- en Jeugdliteratuur, Amsterdam; p. 211; geraadpleegd 2019-02-06
- ↑ Braekman, W.L.Middeleeuwse witte en zwarte magie in het Nederlands taalgebied. (1997) Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, Gent; ISBN 907247421X; p. 466; geraadpleegd 2019-02-06