• kø·re ned

køre ned

  1. aanrijden (b.v. een voetganger)
    «"Jeg kendte engang én, der i fuldskab kom til at køre en gammel dame ned."»
    "Ik kende eens iemand die in dronkenschap een oude dame heeft aangereden."
  2. (figuurlijk) zich overwerken
  3. (figuurlijk) afmatten, uitputten, verbruiken