• ju·ris·te
  • afgeleid van jurist met het achtervoegsel -e
enkelvoud meervoud
naamwoord juriste juristes
verkleinwoord - -

de juristev

  1. (beroep) vrouwelijke deskundige op het gebied van recht
    • In een kort geding eist Amerikaans juriste Chaka Laguerre een schadevergoeding en een publieke verontschuldiging voor het optreden van de politie tijdens en na haar aanhouding eind januari. [1]
     Toch vindt een groep behandelaars dat de NZa te ver gaat. "Mensen weten niet dat hun psychiater of psycholoog nu moet registreren wat hun seksuele problemen zijn, hoe erg hun verslaving is of aan welke stoornis ze lijden en dat al die gegevens uiteindelijk bij de NZa belanden", zegt psychiater en juriste Cobie Groenendijk tegen Trouw.[2]
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]
  1. Rueb, T.
    Amerikaanse juriste begint rechtszaak tegen Haagse politie (3 maart 2017) op website: nrc.nl
    ; geraadpleegd 2017-07-06
  2.   Weblink bron “Kritiek op verplicht aanleveren van informatie ggz-patiënt bij toezichthouder” (21-7-2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


 
H.Daumier: Deux avocats
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  juriste     le/la juriste     juristes     les juristes  

juriste m/v

  1. (juridisch): jurist, rechtsgeleerde