rechts een juichende Johan Cruijff
  • jui·chend
vervoeging van: juichen
verbogen vorm: juichende

juichend

  1. onvoltooid deelwoord van juichen
    • Het is gelukt! Vanuit de hele wereld werd meegekeken naar de landing van Marslander InSight en zagen ze hoe medewerkers van Nasa elkaar juichend in de armen vielen. Iets heel bijzonders is geslaagd. ,,Dit is een ongelofelijke dag voor Nasa.’’ [1] 
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen juichend juichender juichendst
verbogen juichende juichendere juichendste
partitief juichends juichenders -

juichend

  1. op een luide manier heel blij zijn
    • Een speler van RKZVC speelt een heerlijke lange bal, de Hulzense Boys-doelman botst tegen juichende kinderen na een goal en een SVVN’er gaat voor de man in plaats van de bal. Er viel afgelopen weekeinde genoeg te beleven in het regionale amateurvoetbal. Herbeleef de meest bijzondere momenten in de video. [2] 
    • In Istanboel zelf hingen de straten vol met bloedrode Turkse vlaggen en portretten van Mustafa Kemal Atatürk, de als halfgod aanbeden vader des vaderlands. Overal wapperden banieren en hingen billboards vol juichende reclames over de feestelijke opening van de nieuwe luchthaven van Istanboel. [3] 
    • Een foto van de juichende PSV-fan die een stadionverbod kreeg, blijkt door PSV-sponsor Energiedirect te zijn gebruikt in een reclamecampagne. ‘Laat zien hoe jij PSV aanmoedigt. Win twee kaarten’ is de tekst bij de foto die de sponsor op 1 november op zijn Facebook-pagina plaatste. [4]