jarmoelke
- jar·moel·ke
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jarmoelke | jarmoelkes |
verkleinwoord |
- (Jiddisch-Hebreeuws) (hoofddeksel) kapje, kalotje (gedragen door religieuze mannen)
- Het woord 'jarmoelke' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.