Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ire·nisch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen irenisch irenischer -
verbogen irenische irenischere -
partitief irenisch irenischers -

Bijvoeglijk naamwoord

irenisch

  1. gericht op of passend bij het in stand houden van vrede
    • Mijn conclusie is dat we in de preken van HaverSchmidt te maken hebben met een man die zich door zijn zachtmoedige aard goed kon verplaatsen in de zorgen en het verdriet, maar ook in de hoop van mensen, en daar uiting aan wilde geven. En die zich eveneens bewust was van de tijd waarin hij leefde, van de theologische strijd die daarin aan de orde was, en waar hij een strijdbare en irenische positie in zocht. Dat lijkt een tegenstrijdigheid en dat is het ook. Het tekent de kwetsbare en pastorale houding van de predikant HaverSchmidt: strijdbaar in het overbrengen van zijn vrijzinnige Bijbelopvatting, irenisch in het blijven zoeken naar de verbinding in het geloof in Jezus Christus ondanks de verschillende visies op de Bijbel. [2]
    • Zelf was hij een irenisch man, wars van conflicten, en hij vond het een aangename gewaarwording wanneer hij bij zijn onderzoek geestverwanten in eerder eeuwen meende aan te treffen. [3]
    • Dat neemt echter niet weg dat ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is: de een verbolgen en verbijsterd, de ander zakelijk en nuchter. Daar is niets op tegen, wanneer men maar niet de indruk wekt dat men door op hoge toon te spreken blijk geeft van een verhevener karakter dan degenen die een meer irenische of zelfs ironische toon prefereren. [4]
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

14 % van de Nederlanders;
11 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen