invalidenwagen
  • in·va·li·den·wa·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord invalidenwagen invalidenwagens
verkleinwoord invalidenwagentje invalidenwagentjes

de invalidenwagenm

  1. een voertuig bedoeld voor mensen met een handicap
     Bij een ongeluk met een scootmobiel is vannacht een 78-jarige man uit Enkhuizen om het leven gekomen. De man was met zijn invalidenwagen het water in gereden.[2]
     Omdat niet alleen de ijzerhandelaar zelf, maar ook zijn invalidenwagen zoek is, legt de politie een verband met de Eindhovenaar die rond 05.30 uur van de A2 bij Boxtel werd geplukt. Hij viel op omdat hij met 25 kilometer per uur zonder verlichting in een invalidenwagen reed.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Man dood bij scootmobielongeluk” (03-03-2013), NOS
  3.   Weblink bron “Vondst lijk leidt naar 'snelwegslak'” (05-09-2014), NOS