• in·tri·gan·te
enkelvoud meervoud
naamwoord intrigante intrigantes
verkleinwoord - -

de intrigantev

  1. vrouw die stiekem haar doel probeert te bereiken door te beïnvloeden hoe anderen over elkaar denken
     Zij is de echtgenote die omziet in liefde en begrip, terwijl Martha de onvermurwbare poortwachter is die haar man afzondert van de buitenwereld, zelfs zoveel mogelijk van zijn kinderen. Martha wordt ook min of meer als een intrigante afgeschilderd, die Updike vanwege zijn roem heeft afgetroggeld van Mary; Mary trouwde Updike toen hij nog onbekend was.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Frits Abrahams
    “Gedeelde as” (12 september 2014) op nrc.nl  


  • in·tri·gan·te
enkelvoud meervoud
intrigante intrigantes

intrigante m/v

  1. intrigant
  enkelvoud meervoud
mannelijk intrigante intrigantes
vrouwelijk intrigante intrigantes

intrigante

  1. intrigerend, konkelend