intransitief werkwoord

  • in·tran·si·tief werk·woord
enkelvoud meervoud
naamwoord intransitief werkwoord intransitieve werkwoorden
verkleinwoord intransitief werkwoordje intransitieve werkwoordjes

het intransitief werkwoordo

  1. (grammatica) een werkwoord zonder object (geen lijdend of meewerkend voorwerp)
    • - 'Feesten' is een intransitief werkwoord. 
    • - Want hoewel we misschien om de wonderlijke charme van zijn definitie van 'olifant' lachen, of van 'haver' (een graangewas dat in Engeland over het algemeen aan paarden wordt gegeven, maar in Schotland de mensen voedt') of 'lexicograaf (een schrijver van woordenboeken; een onschadelijke zwoeger die zich bezighoudt met het opsporen van de oorsprong en het nauwkeurig beschrijven van de betekenis van woorden'), we kunnen alleen maar versteld staan van zijn aanpak van, zeg maar, het werkwoord take. Johnson gaf met ondersteunende citaten niet minder dan 113 betekenissen van de transitieve vorm van dit werkwoord en 21 van de intransitieve. [1] 
  1. Winchester, Simon
    De gekwelde woordenaar vertaald door Peter Out 1998 ISBN 90-254-2146-6 pagina 105