intolerantie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·to·le·ran·tie
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van intolerant met het achtervoegsel -ie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | intolerantie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de intolerantie v
- het negatief reageren op andere meningen, mensen
- Er is een groeiende intolerantie jegens homo's.
- Ik constateer dat de intolerantie in het verkeer toeneemt.
- (medisch) onvermogen om te verdragen
- Mensen met lactose-intolerantie kunnen geen melk verdragen.
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen
1. onverdraagzaamheid
Gangbaarheid
- Het woord intolerantie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "intolerantie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be