intimistisch
- in·ti·mis·tisch
- afgeleid van intiem met het achtervoegsel -isch
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | intimistisch | intimistischer | |
verbogen | intimistische | intimistischere | |
partitief | intimistisch | intimistischers | - |
intimistisch
- intiem, zoetsappig, verstild
- ▸ De Californische songschrijfster Fiona Apple (43) rekent af met oude demonen in melodieuze folkrocksongs die opgetrokken zijn uit percussie en gevonden geluiden. Experimenteel, intimistisch, puntig en grappig.[1]
- ▸ Verder richtte ze haar eigen theatercollectief kleine prettige stoornis op waarmee ze intimistische voorstellingen maakt en speelt van livings over kerken tot kapsalons. Theater op schoot dus.[2]
- Het woord intimistisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron red.“De beste popalbums van 2020” (12/12/2020), De Standaard
- ↑ Weblink bron “Katrijn Govaert” (geraadpleegd 7 mei 2021), Wikipedia