huiselijk
- hui·se·lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | huiselijk | huiselijker | huiselijkst |
verbogen | huiselijke | huiselijkere | huiselijkste |
partitief | huiselijks | huiselijkers | - |
huiselijk
- knus en gezellig
- In het ziekenhuis wilde men een huiselijke sfeer hebben.
- wat thuis in de privésfeer gebeurt
- Veel geweld speelt zich af in de huiselijke sfeer.
- Het woord huiselijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "huiselijk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be