internetbankieren
- in·ter·net·ban·kie·ren
- samenstelling van internet en bankieren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
internetbankieren |
internetbankierde |
geïnternetbankierd |
zwak -d | volledig |
internetbankieren
- (informatica) het regelen via internet van zijn bankzaken door een klant
- Zes jaar cel geëist voor fraude met internetbankieren [1]
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord internetbankieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.