• in·sti·tu·tie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘instelling’ voor het eerst aangetroffen in 1478 [1]
  • afgeleid van het Franse institution (met het achtervoegsel -ie) [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord institutie instituties
verkleinwoord - -

de institutiev

  1. (maatschappij) staatsrechtelijke of burgerlijke organisatie
    • Een dergelijke institutie wordt gedragen door normen en waarden. Dit is voor de ethiek een interessante opening in het gangbare economische model.[4] 
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[5]