institutioneel
- in·sti·tu·ti·o·neel
- afgeleid van instituut of institutie met het achtervoegsel -eel
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | institutioneel | institutioneler | institutioneelst |
verbogen | institutionele | institutionelere | institutioneelste |
partitief | institutioneels | institutionelers | - |
institutioneel [1]
- voortkomend uit de processen, het beleid en de regels (geschreven en ongeschreven) van organisaties
- ▸ "Er is sprake van institutioneel racisme als de processen, het beleid en de (geschreven en ongeschreven) regels van instituten leiden tot discriminatie van groepen mensen op grond van etniciteit, afkomst, of huidskleur", legt het College voor de Rechten van de Mens uit.[2]
1.
- Het woord institutioneel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "institutioneel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Dit wordt bedoeld met 'institutioneel racisme' (en zo pak je het aan)” (29 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be