inroeping
- in·roe·ping
- naamwoord van handeling van inroepen met het achtervoegsel -ing
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inroeping | inroepingen |
verkleinwoord |
de inroeping v
- het vragen of iets of iemand tussenbeide of te hulp komt
- ▸ In het uiterste geval heeft het Chinese leiderschap zelfs de mogelijkheid om met inroeping van de antisesessiewet van 2005 het vermeende onafhankelijkheidsstreven van Taiwan met geweld de kop in te drukken.[1]
- ▸ Volgens Belder is er in het geval van Asia Bibi sprake van „pure rechtsverkrachting onder inroeping van een giftige blasfemiewet.”[2]
1. het vragen of iets of iemand tussenbeide of te hulp komt
- Het woord inroeping staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inroeping" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Westen moet Taiwan meer steunen” (04-10-2007), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Redactie kerk“Europarlementariërs verontwaardigd over vonnis in zaak Asia Bibi” (23-10-2014), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be