• in·pren·ting
enkelvoud meervoud
naamwoord inprenting inprentingen
verkleinwoord

de inprentingv

  1. het permanent opslaan van een waarneming in het geheugen
    • " Het is een inprenting in je hersenen. Het heeft ook diepe indruk gemaakt om m'n dochter met wie ik er toen was. Aan het eind van het verhaal kwam een doek in alle kleuren van de regenboog omlaag. Het publiek zit, dicht op elkaar gepakt, bijna op het podium. Geweldig." [2] 
  2. het leerproces waarbij vroege sociale interacties een grote rol spelen bij de ontwikkeling van het gedrag
    • De cameramensen vlogen bijvoorbeeld met ultralightvliegtuigjes tussen een koppel ganzen. Dit waren geen wilde vogels, maar ganzen die vanaf het moment dat ze uit het ei kwamen alleen maar een mens zagen en die dus als hun moeder gingen zien. Dit wordt inprenting genoemd en is ontwikkeld door de Fransman Christian Moullec. [3] 
88 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[4]