inpeperen
- in·pe·pe·ren
- samenstelling van in bw en peperen ww [1] of samenstellend afgeleid van in vz en peper zn met het achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘betaald zetten’ voor het eerst aangetroffen in 1564 [2] [3] [4]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inpeperen |
peperde in |
ingepeperd |
zwak -d | volledig |
inpeperen
- overgankelijk bestrooien van voedingsmiddelen met peper
- Heb je het hamlapje al ingepeperd?
- (bij een discussie) iemand de les lezen.
- ditransitief iemand ergens voor bestraffen
- Hij heeft dat flink ingepeperd gekregen.
- Het woord inpeperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inpeperen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ inpeperen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "inpeperen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be