uitpeperen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: uitpeperen (hulp, bestand)
- IPA: / ˈœytpepərə(n) / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- uit·pe·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit bw en peperen ww , in de betekenis van ‘betaald zetten’ voor het eerst aangetroffen in 1659 (zie vindplaats hieronder) [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
uitpeperen |
peperde uit |
uitgepeperd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
uitpeperen
- ditransitief (verouderd) betaald zetten, vergelden
- ▸ ick salse oock weten in mijn huys te krijgen, als ghy daer buyten bent, doen begondense de schelmerye te marken, hadden niet se seggen, maer gonghen deur, hoopende het hem op de een of de ander tijdt wel uyt te peperen, gelijk ook geschag, de kruyk gaet soo lang te water, tot sy breeckt, eens betaelt het al, segghen de dobbelaers, en soo speelen de Pachters mee.[3]
- overgankelijk (verouderd) iets onwenselijks afleren, verwijderen door flink te straffen
- ▸ Examen doen is loterij-spel. En zoolang dit kansen wagen er niet uitgepeperd wordt, zullen we gepeperde waarheden te hooren krijgen over -examens, candidaten en examinators[4]
Synoniemen
- [2] uitrammen
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'uitpeperen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ uitpeperen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Jan Pietersz. Meerhuysen“De geest van Jan Tamboer of Uytgeleeze stoffe voor de klucht-lievende ionckheydt”, drie delen (1659), Amsterdam, p. 111 op dbnl.org
- ↑ Weblink bron Wat de Pers zegt, fraude bij examens in: Nieuwe Hoornsche courant (21/09/1926), NV Drukkerij v.h. Firma Gebr. Groot, Hoorn, p. 3 op Delpher.nl