• in·pal·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inpalmen
palmde in
ingepalmd
zwak -d volledig

inpalmen

  1. overgankelijk zich op min of meer onrechtmatige wijze meester maken van iets
    • Hij heeft bij de scheiding toch maar mooi het hele huis ingepalmd. 
98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]