Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·op·por·tuun
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inopportuun inopportuner inopportuunst
verbogen inopportune inopportunere inopportuunste
partitief inopportuuns inopportuners -

Bijvoeglijk naamwoord

inopportuun

  1. (van een handeling of wens) niet passend voor een bepaald ogenblik
    • "Schaamteloos", aldus de Spaanse krant El Mundo in een boos hoofdredactioneel commentaar. "Die foto had nooit gemaakt mogen worden." De politieke partij Ciudadanos vond het een inopportuun dat de koning een ontmoeting had met Mohammed bin Salman, terwijl het linkse Podemos vond dat het koningshuis het internationale aanzien van Spanje had geschaad. [1] 
    • Rusland kant zich tegen een voorstel van Nederland en Maleisië om een door de VN gesteund tribunaal op te richten om de verantwoordelijken te berechten voor het neerhalen van vlucht MH17 in juli 2014 boven Oost-Oekraïne. Dat heeft vrijdag Gennadi Gatilov, de Russische viceminister van Buitenlandse Zaken, aangehaald door het agentschap Interfax, gezegd. Rusland vindt het ontwerp "inopportuun en contraproductief". [2] 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

58 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen