• in·kijk
enkelvoud meervoud
naamwoord inkijk -
verkleinwoord inkijkje inkijkjes

de inkijkm

  1. mogelijkheid om van buitenaf de binnenkant te zien
  2. (pregnant) lage uitsnijding van kleding, die vrouwenborsten opvallend zichtbaar maakt
vervoeging van
inkijken

inkijk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inkijken
    • ... dat ik inkijk. 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]