inkijken
- in·kij·ken
- samenstelling van in en kijken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inkijken |
keek in |
ingekeken |
klasse 1 | volledig |
inkijken [1]
- overgankelijk vluchtig kennisnemen van de inhoud van (vooral van een boek of geschrift)
- met de ogen waarnemen
- ▸ Verder had ik niet echt het gevoel dat ik veranderd was, ik had eerder het gevoel dat ik mezelf had herontdekt. Ik voelde me weer zoals ik als kind was. Mijn ogen heropend en vol verwondering de wereld inkijkend.[2]
de inkijken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord inkijk
- Het woord inkijken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inkijken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be