• in·kij·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
inkijken
keek in
ingekeken
klasse 1 volledig

inkijken [1]

  1. overgankelijk vluchtig kennisnemen van de inhoud van (vooral van een boek of geschrift)
  2. met de ogen waarnemen
     Verder had ik niet echt het gevoel dat ik veranderd was, ik had eerder het gevoel dat ik mezelf had herontdekt. Ik voelde me weer zoals ik als kind was. Mijn ogen heropend en vol verwondering de wereld inkijkend.[2]

de inkijkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inkijk
100 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be