inhiberen
- in·hi·be·ren
- uit het Latijn
inhiberen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
inhiberen |
inhibeerde |
geïnhibeerd |
zwak -d | volledig |
- zorgen dat iets minder of niet gebeurt
- ▸ Wetenschappers van Devgen hebben stoffen ontdekt die de afscheiding inhiberen van specifieke hormonen die de hoofdoorzaak zijn reumatoide artritis. Deze auto-immuunziekte veroorzaakt chronische gewrichtsontsteking.[2]
- Het woord inhiberen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inhiberen" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron TNL“Agfa en Umicore uitblinkers op Euronext Brussel” (24/08/2006), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be