inheet
- in·heet
- intensiverende afleiding van heet (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)[1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inheet | - | - |
verbogen | inhete | - | - |
inheet
- buitengewoon heet
- (...) ze legt een blok hout in de vlammen, het houtjesbouwwerk stort in, vonkenregen, nog een blok hout, zo, klaar, tawa op de kachel, wordt maar lekker inheet. [2]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inheet.
- Het woord 'inheet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "INHEET" in Malssen, P.J. vanVan Dale's groot woordenboek der Nederlandsche taal 5e druk (1914); p. 839; geraadpleegd 2015-07-26
- ↑ Berentschot, I.NOP (2010) Eigen publicatie; p. 283; geraadpleegd 2015-07-26